BIJLAGE bij brief over benutten nieuwe ruimte kleuterleerkrachten

Schrijfproef en leesproef

Met het afnemen van de schrijfproef en leesproef wordt snel duidelijk of het kind leesrijp is of niet.

Stap 1: kind en proefnemer
– Print het formulier voor de schrijfproef uit.
– Laat het kind zijn/haar naam schrijven en vervolgens ‘mama’ en ‘papa’.
– Vraag of het kind nog meer woordjes kan schrijven en noteer voor jezelf de opmerkingen die het kind daarbij maakt. Aan vijf woorden heb je doorgaans genoeg. Eventueel vraag je het kind enkele losse letters op te schrijven en vraag je of het de /k/, de /r/ (dus niet /kaa/, /er/ en dergelijke) enzovoort kan schrijven.
– Vraag het kind de cijfers 1-10 te schrijven.
Het zou kunnen zijn dat hij/zij de naam van broer of zus of een huisdier schrijft of het merk van de auto van papa enzovoort. Aangezien de schrijfsels van een kind achteraf niet altijd duidelijk herkenbaar zijn, is het handig deze gegevens erbij te schrijven.

Stap 2: proefnemer alleen
– Voor jezelf maak je met de letters, die het kind op formulier 1 hanteert, een rijtje nieuwe klankzuivere woorden. Bijvoorbeeld, als het kind Sanne heet en naast ‘sanne’, ‘mama’, ‘papa’ en ‘lotte’ (zusje) heeft geschreven, zou je met de beschikbare letters kunnen maken: ‘lap’, ‘lam’, ‘man’, ‘mos’, ‘mal’, ‘mol’, ‘tol’, ‘pan’ en in een moeilijkere categorie ‘lamp’, ‘stal’, ‘smal’, ‘stom’. Dit zijn mogelijke toetswoorden. De woorden ‘tel’ en ‘pen’ zijn niet goed omdat de ‘e’ in ‘lotte’ en ‘sanne’ als /u/ klinkt en de kans dus reëel is dat Sanne ‘tul’ en ‘pun’ leest.

Stap 3: kind en proefnemer
– Print het formulier voor de leesproef uit.
– Je neemt drie toetswoorden van drie letters en twee toetswoorden van vier letters. Achter ‘Toetswoord 1’ schrijf je het eerste woord.
– Je vraagt het kind dat te lezen. Je noteert vervolgens letterlijk wat het zegt. Dus als het ‘mos’ leest als ‘m, o, s’, schrijf je niet op ‘hakt’ maar ‘m, o, s’. En als het ‘mos’ leest als ‘em, oo, es’ schrijf je niet ‘spelt’ op maar ‘em, oo, es’.

Mogelijke uitkomsten
1. Het kind is nog niet toe aan leesonderricht.
Het kind herkent de afzonderlijke letters gedeeltelijk of helemaal niet buiten de voor hem bekende context. Het gaat raden of vertelt je niet te weten wat er staat. Dit geeft aan dat het kind nog niet aan lezen toe is.

2. Het kind is toe aan leesonderricht.
2.1. Het kind hakt hardop de afzonderlijke letters en leest daarna het woord als geheel. Dit duidt op beginnende leesrijpheid (‘fase 14’), maar dat lezen is nog niet geautomatiseerd.
2.2. Het kind hakt in stilte voor zichzelf (vaak aan de lippen en/of aan hoofdknikjes te zien) en leest daarna hardop het totale woord. Dit duidt eveneens op beginnende leesrijpheid (‘fase 14’), maar dat lezen is nog niet geautomatiseerd. Vraag het kind of het hierna hardop wil lezen.
2.3. Het kind leest vlot de woorden hardop voor, zonder vooraf te hakken.

N.B. Het niet gemotiveerd zijn tijdens het uitvoeren van de opdracht, geeft ook iets aan over de leesrijpheid van het kind. Als het echt aan lezen toe is, geeft dit proefje veel plezier en voldoening. Het kind zal het dan als een succeservaring beleven en dat gevoel ook uitstralen.

 

2013-11-19 bijlage met schrijfproef en leesproef (in pdf-formaat)

2013-11-19-lees-en-schrijf-proef-logo

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *