Differentiatie ‘Jong Kind’-‘Ouder Kind’

Beste allemaal,
Op 11 februari 2020 is op internet met Annerieke Boland (pabo-docent) en Karin van Weegen (pabo-bestuurder) een dubbelvraaggesprek verschenen over de differentiatie ‘Jong Kind’-‘Ouder Kind’ aan de pabo’s. De WSK is een groot voorstander van die differentiatie, maar vanuit de pabo’s wordt er verzet tegen aangetekend.
    Het dubbelvraaggesprek maakt een aantal van de bezwaren van pabo-docenten en -bestuurders duidelijk. Op 28 februari 2020 hebben we er in een brief op gereageerd. We lopen het dubbelvraaggesprek in negen punten langs. Kern:
    * de bezwaren van Boland en Van Weegen zijn niet houdbaar;
    * er is geen enkele reden om de pabo-differentiatie niet door te voeren;
    * Boland en Van Weegen noemen een aantal knelpunten, maar daar geeft de WSK aanvullende oplossingen voor aan.
Met vriendelijke groeten,
de kerngroep van de WSK
———

Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK)

Een kleuter is geen schoolkind                                                                 www.wsk-kleuteronderwijs.nl

 

28 februari 2020

Geachte heer De Knecht,

De kerngroep van de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK), opgericht in april 2012, wil bevorderen dat het kind dat in neurologisch, psychologisch en motorisch opzicht een kleuter is, in het onderwijs wordt benaderd als een kleuter en niet als jong schoolkind. De WSK is een non-profit organisatie, heeft ongeveer 4.000 leden en 12.000 volgers en groeit nog elke dag.

We hebben met grote interesse kennisgenomen van uw internetartikel van 11 februari, ‘Lesgeven aan jonge kinderen is niet “makkelijker”’.1

Een van onze doelstellingen is namelijk dat er aan de pabo’s twee afstudeerrichtingen komen: ‘Jong Kind’ en ‘Ouder Kind’. Deze wens staat in het regeerakkoord.2

Hieronder reageren we op negen punten in uw artikel. We rekenen erop dat u er aandacht aan zult besteden gezien de naam van uw webstek ‘WetenschapsGids ‘. Wat de WSK politiek en maatschappelijk wil bereiken, is immers wetenschappelijk geheel onderbouwd.

 

  1. Lesgeven aan het jonge kind is ànders dan aan oudere kinderen. De kennis over de ontwikkelingslijn ‘oudere peuter à kleuter à jong schoolkind’ is bijna aan alle pabo’s verloren gegaan. De WSK bepleit dat de kennis hierover weer in een gemeenschappelijk voortraject wordt gedoceerd aan alle pabo-studenten.
    Zie verder bijlage I.

 

  1. De groepen 1 en 2 bestaan uit oudere peuters, kleuters en jonge schoolkinderen. Hét verschil tussen de kinderen in deze groepen heeft hier alles mee te maken.
    Zie verder bijlage II.

 

  1. Toenemende verbale vaardigheid en gedragsmatige zelfregulatie zijn niet in de eerste plaats iets kwantitatiefs maar iets kwalitatiefs
    Zie verder bijlage III.

 

  1. Een leerkracht die in de ontwikkeling ‘oudere peuter à kleuter à jong schoolkind’ kent en beheerst, kan goed omgaan met vertraagde of afwijkende ontwikkeling en met gedragsproblematiek, maar de WSK is beducht voor ‘stimuleren in zijn ontwikkeling’.
    Zie verder bijlage IV.

 

  1. De WSK heeft bij Kamerleden altijd een begripsvolle houding en respectvolle woordkeuze aangetroffen.
    Zie verder bijlage V.

 

  1. De WSK en zijn leden wachten er al sedert 1958 op dat er naar hen geluisterd wordt, zijn tegen een nog verder wachten en zien graag dat de adviesgroep van de Onderwijsraad meedenkt in de voorgenomen pabo-differentiatie.
    Zie verder bijlage VI.

 

  1. Aan de kerngroep van de WSK is niet bekend dat vóór de fusies tussen kleuteronderwijs en lager onderwijs enerzijds en tussen de KLOS en de PA anderzijds zicht op alle groepen 1-8 als argument naar voren geschoven is, maar wel drie andere argumenten die niet zijn uitgekomen, zoals het doen verdwijnen van typische kleuterverschijnselen omdat die kunstmatig zouden zijn.

De WSK is van mening dat de pabo moet blijven bestaan en dat daarbinnen wordt gedifferentieerd:

  • een gemeenschappelijk voortraject waarin de algehele ontwikkeling van 0 tot 12 jaar centraal staat;
  • pabo-studenten kunnen afstuderen als ‘Jong Kind’- of als ‘Ouder Kind’-specialist;
  • een ruimhartige mogelijkheid voor ‘Jong Kind’-specialisten om zich alsnog ook in ‘Ouder Kind’ te specialiseren en omgekeerd.
    Zie verder bijlage VII.

 

  1. De WSK is van mening dat er geen extra toelatingstoetsen dienen te zijn naast de toelatingseis van het onderwijsniveau van Havo of hoger. Op uitnodiging van de Tweede Kamer heeft de WSK op 20 januari jongstleden aanbevelingen gedaan voor het curriculum van de groepen 1 en 2, zoals vrij spel, kleutergym, bal gooien en vangen, kleien en spelen met klanken en vormen (maar geen letterkennis!).
    Zie verder bijlage VIII.

 

  1. De WSK is van mening dat voor het jonge kind andere kennis nodig is dan voor het oudere kind en dat is daarom twee afstudeerrichtingen dienen te komen, ‘Jong Kind’ en ‘Ouder Kind’, zoals in het regeerakkoord staat. Alleen keuzevakken en minoren ‘Jong Kind’ zijn voor goed kleuteronderwijs beslist onvoldoende.
    Zie verder bijlage IX.

 

Met vriendelijke groeten,

 

De kerngroep van de WSK

cc: de ministers Van Engelshoven en Slob en de Kamerleden met basisonderwijs in portefeuille

 

NB volgende bijlages:  kleine afbeeldingen zijn in de tekst hieronder niet meegekomen, zie voor de complete tekst inclusief afbeeldingen de brief in PDF formaat: Reactie WSK op science guide


Bijlage IAnnerieke Boland zegt: ‘Het is een hardnekkig misverstand dat het lesgeven aan het jonge kind “makkelijker” zou zijn dan aan oudere kinderen’.In aanvulling hierop stelt de WSK dat het lesgeven aan het jonge kind eerst en vooral ànders is dan aan oudere kinderen omdat de kleuter (en dus ook het jonge kind) in hun psychologische, neurologische en senso-motorische ontwikkeling nu eenmaal nog geen schoolkind zijn.

Voorbeeld 1. Een kind is op het schrijfdomein een kleuter als het letters spiegelt; het schrijft de naam ‘Ben’ bijvoorbeeld als BƎN. Het is op het schrijfdomein een jong schoolkind als het geen letters meer spiegelt: BEN.

Voorbeeld 2. Een kind is op het tekendomein een kleuter als het een schoorsteen op een schuin dak loodrecht op dat dak tekent (). Het is op het ‘tekendomein een jong schoolkind als het  tekent.

Voorbeeld 3. Een kind is op het beweegdomein een kleuter als het de middellijn van zijn lichaam nog niet kan oversteken met schrijf- of ander gereedschap, maar meebeweegt met het hele lichaam of het in de andere hand overpakt om dit te bereiken. Het is op het beweegdomein een jong schoolkind als het de middellijn van het lichaam met schrijf- of andere gereedschappen kan oversteken zonder met het hele lichaam mee te bewegen of over te pakken.

De theoretische én praktische kennis hierover is sedert de fusie tussen de KLOS en de PA in 1985 verdampt en bijna aan alle pabo’s verloren gegaan. De meeste pabo’s benaderen de kleuter in feite als een mini-schoolkind. De WSK bepleit dat de kennis over de ontwikkelingslijn ‘oudere peuter (gemiddeld 3 jaar en 9 maanden – 4,5 jaar) à kleuter (gemiddeld 4,5 – 6,5 jaar) à jong schoolkind (gemiddeld 6,5 – 8,5 jaar)’ weer in theoretisch en praktisch opzicht in een gemeenschappelijk voortraject wordt gedoceerd aan alle pabo-studenten en dat de ‘Jong Kind’-richting studenten daarna verder bekwaamt in de begeleiding van oudere peuters, kleuters en jonge schoolkinderen. Pas dan zullen stagiaires en pas-afgestudeerden niet meer handelingsverlegen zijn als ze geacht worden kleuters te begeleiden. En daarom heeft de WSK al in 2015 hierover het document ‘Minimale competenties voor de beginnende kleuterleerkracht’ met algemene stemmen aangenomen.3

Net als Annerieke Boland hopen wij dat door de pabo-differentiatie ‘aanstaande leerkrachten beter voorbereid voor de klas komen te staan.

 

Bijlage II

Annerieke Boland zegt: ‘Vergis je niet in hoe divers een groep jonge kinderen kan zijn, daar moet een leerkracht rekening mee kunnen houden’.

Zoals in punt 1 genoemd, de groepen 1 en 2 bestaan uit oudere peuters, kleuters en jonge schoolkinderen. Iedere kind in deze groep heeft zijn eigen persoonlijkheid en ontwikkelingstempo in de diverse ontwikkelingsdomeinen. Hét verschil tussen de kinderen in deze groepen is dat er kinderen zijn die op domein 1 oudere peuter zijn, op domein 2 kleuter en op domein 3 jong schoolkind. Daardoor is het
mogelijk dat een kind van 5,5 jaar zich als oudere peuter tekent (; één oppervlak voor hoofd en romp), als kleuter fietst (tweewieler zonder steunwielen) en als jong schoolkind leest (KOM lezen als ‘K, o, m; kom’). Onze ervaring is dat deze essentiële basiskennisoverdracht op vrijwel elke pabo ontbreekt.

 

Bijlage III

Annerieke Boland zegt: ‘Kinderen op deze leeftijd zijn verbaal nog minder vaardig en kunnen hun gedrag nog minder goed reguleren’.

In aanvulling hierop stelt de WSK dat toenemende verbale vaardigheid en gedragsmatige zelfregulatie niet in de eerste plaats iets kwantitatiefs maar iets kwalitatiefs zijn, zoals in de voorbeelden in punt 1:

  • de kleuter is niet slechts verbaal vaardiger en gedragsmatig meer zelfregulerend dan de oudere peuter, maar is beide vooral op een andere manier;
  • het jonge schoolkind is niet slechts verbaal vaardiger en gedragsmatig meer zelfregulerend dan de kleuter, maar is beide vooral op een andere manier.

 

Bijlage IV

Annerieke Boland zegt over kinderen met een vertraagde of afwijkende ontwikkeling of met gedragsproblematiek: ‘Dat moet je als leerkracht kunnen constateren en ook mee om kunnen gaan. […] Je hebt de verantwoordelijkheid om het […] te stimuleren in zijn ontwikkeling’.

Een leerkracht die in de ontwikkeling ‘oudere peuter à kleuter à jong schoolkind’ is opgeleid en die kennis theoretisch en praktisch beheerst, kan hier mee omgaan, maar de huidige pabo’s leiden hier niet, onvoldoende of onjuist in op.

De WSK is beducht voor ‘stimuleren in zijn ontwikkeling’. Dat betekent maar al te vaak dat men kleuters kennis en/of vaardigheden bóven hun ontwikkelingsniveau aanbiedt. Voor de WSK komt stimuleren aan de orde als we aanwijzingen hebben dat een kind ergens wel aan toe is, maar nog niet durft. Bijvoorbeeld, aan het steppen is te zien dat het zijn evenwicht kan bewaren, zodat het toe is aan een fiets zonder steunwielen; als het dan toch niet op zo’n fiets durft, is stimuleren geboden – bijvoorbeeld in de vorm van meelopen onder het vasthouden van de fiets.

 

Bijlage V

U schrijft: ‘Het feit dat Kamerleden in de behandeling van de leerkracht jonge kind stelselmatig blijven refereren aan de “kleuterjuf” helpt volgens [Annerieke Boland] bepaald niet mee om dit te doorbreken’.

Sedert onze oprichting in april 2012 hebben we met vele Kamerleden contact gehad4,5,6,7,8,9 en altijd hebben we een begripsvolle houding en respectvolle in plaats van denigrerende woordkeuze aangetroffen.

 

Bijlage VI

Karin van Weegen zegt dat een adviesgroep van de Onderwijsraad vóór de zomer met aanbevelingen komt over het lerarenbeleid – kennelijk ook over de in het regeerakkoord afgesproken differentiatie – en: ‘Het lijkt me logischer om daar toch even op te wachten’.

De geschiedenis leert ons iets anders. In 1958 verbond Leon van Gelder, de vader van de fusies tussen kleuteronderwijs en lager onderwijs en tussen KLOS en PA, aan de vernieuwing van het onderwijs de voorwaarde dat theoretici en praktijkmensen voortdurend ideeën zouden uitwisselen.

Nu, in 2020, wachten kleuterleerkrachten er nóg altijd op dat er naar hen geluisterd wordt en dat hun waarschuwing tegen de verschoolsing van het kleuteronderwijs als dat met de lagere school zou samengaan, eindelijk volledig serieus wordt genomen.

Ook de 4.000 leden van de WSK wachten nu al sedert het zwartboek van 20134, het memorandum5 en de pabo-brochure3 van 2015, het rondetafelgesprek van 20166 en het regeerakkoord van 20171 op de pabo-differentiatie ‘Jong Kind’-‘Ouder Kind’, waar een hoge en met feiten aangetoonde behoefte aan is aan de basisscholen. Graag zien we dat de adviesgroep van de Onderwijsraad meedenkt in de voorgenomen pabo-differentiatie en niet gaat proberen om met oneigenlijke argumenten de regering en de Tweede Kamer van de differentiatie ‘Jong Kind’-‘Ouder Kind’ af te houden. Bij Van Weegens oproep om ‘even te wachten’ kan de WSK niet uitsluiten dat er een vertragingstactiek achter zit, in de hoop om van uitstel tot afstel te komen.

 

Bijlage VII

Karin van Weegen zegt de politieke roep om aandacht voor het jonge kind te begrijpen, ‘maar realiseer je dat we ook met een reden afscheid hebben genomen van de KLOS en de PA’: ‘de wens dat leerkrachten op de hele kolom zicht hadden’ (uw woorden). Van Weegen: ‘En het heeft gezorgd voor meer flexibiliteit in het personeelsbeleid. Terug naar de KLOS en de PA lijkt me geen goed idee’.

Ewald Vervaet, een van de kerngroepleden, heeft aangetoond10 dat er vanaf 1958 door onderwijskundigen – met louter ideologische doelstellingen maar zonder kennis van de kleuter en zijn ontwikkelingsniveau – op een fusie tussen het kleuteronderwijs en de lagere school is aangedrongen. Kleuterleerkrachten hebben er vanaf het begin bezwaar tegen aangetekend, met waarschuwingen die helaas allemaal zijn uitgekomen!

Aan de kerngroep van de WSK – ook bovengenoemd kerngroeplid – is niet bekend dat tussen 1963 en 1985 vóór de fusies tussen kleuteronderwijs en lager onderwijs enerzijds en tussen de KLOS en de PA anderzijds de ‘wens dat leerkrachten op de hele kolom zicht hadden’ als argument naar voren geschoven is, maar wel de drie onderstaande argumenten die helaas geen van drieën zijn uitgekomen:

  • Tegenover de politiek en de maatschappij: het vergroten voor alle kinderen van gelijke kansen op goed onderwijs.
  • Tegenover bezwaarmakende kleuterleerkrachten: het behoud van alle verworvenheden van het kleuteronderwijs en de waarborg dat er altijd naar hen geluisterd zou worden.
  • Tegenover medewetenschappers: het doen verdwijnen van allerlei kleuterverschijnselen waar we in punt 1 drie voorbeelden van hebben gegeven. Die voorbeelden zouden verschijnselen zijn, die kunstmatig zouden zijn aangekweekt omdat kleuters in die tijd niet als schoolkind werden behandeld. Door de fusie zouden kleuters zo spoedig mogelijk les in traditioneele lagere-school-stof krijgen en zouden die verschijnselen zich niet meer voordoen. Van die aanname is echter volstrekt niets uitgekomen: ook in 2020 spiegelen kleuters letters (en cijfers), tekenen ze schoorstenen op schuine daken nog altijd niet verticaal, bewegen ze met hun hele lichaam mee als een hand de middellijn oversteekt, enzovoort.

De mening van de WSK is dat het onderwijsbestel er altijd moet zijn ten behoeve van het opgroeiende en zich ontwikkelende kind en dat het kind nooit de dupe mag zijn van het onderwijsbeleid.

 

De WSK is niet vóór een afzonderlijke KLOS en afzonderlijke PA. We zijn, evenals het regeerakkoord, van mening dat de pabo moet blijven bestaan en dat er in de opleiding wordt gedifferentieerd.

De WSK is ervóór – en heeft de stellige indruk dat de meerderheid van de Tweede Kamer daar ook vóór is – dat er een gemeenschappelijk voortraject van 1 of 1,5 (of heel misschien 2) jaar komt waarin de psychologische (met inbegrip van zintuiglijke en motorische) ontwikkeling van 0 tot 12 jaar centraal staat en dat de studenten daarna kiezen om af te studeren als ‘Jong Kind’- of als ‘Ouder Kind’-specialist. Bovendien – en daarin zal Van Weegen haar ‘wens dat leerkrachten op de hele kolom zicht hadden’ en tevredenheid over ‘meer flexibiliteit in het personeelsbeleid’ stellig herkennen – is de WSK vóór een ruimhartige mogelijkheid voor ‘Jong Kind’-specialisten om zich alsnog ook in ‘Ouder Kind’ te specialiseren en omgekeerd.11  Boland of Van Weegen laat zich ook in die geest uit: ‘Het gebeurt maar al te vaak dat een student die zeker weet het oudere kind leuker te vinden toch liever les blijkt te geven aan het jonge kind, of andersom. Het zou zonde zijn als we in absolute zin nu ineens minder leerkrachten in die richting af gaan leveren’.

 

Bijlage VIII

Annerieke Boland maakt zich zorgen over het mogelijk afschaffen van de toelatingstoetsen aardrijkskunde, geschiedenis en (met name) natuur & techniek. Boland: ‘De suggestie wordt gewekt dat dit “niet van toepassing” zou zijn op de kleutertijd, maar dat is onzin. Kleuters hebben ook vragen over vulkanen, aardbevingen en over de wereld om hen heen. Daar moet je als leerkracht antwoord op kunnen geven’.

De WSK is van mening dat er geen extra toelatingstoetsen dienen te zijn naast de toelatingseis van een bepaald onderwijsniveau – wat ons betreft Havo of hoger, zoals ook Boland verderop in het artikel stelt. Wij vertrouwen erop dat iemand met een havo- of vwo-diploma, mits de kwaliteit daarvan gewaarborgd is, over die algemene vorming beschikt.

Zeker, kleuters stellen over van alles en nog wat vragen – de kleuterfase kan met recht de waarom-fase worden genoemd – maar dat betekent niet dat de leerkracht ook alles van de betreffende verschijnselen moet weten en al helemaal niet dat zij/hij al wat zij/hij weet ook aan de kleuter moet vertellen. Bijvoorbeeld, wat vulkanen betreft is het doorgaans voldoende om samen naar foto’s en/of filmopnames van spuitende vulkanen te kijken en er met ontzag over de praten. De kans is groot dat je de verwerking daarvan terug zult zien in hun (fantasie)spel en/of in een tekening.

Op uitnodiging van de Tweede Kamer heeft de WSK op 20 januari jongstleden aanbevelingen gedaan voor het curriculum van de groepen 1 en 2.8 Daar staan onder meer in: vrij spel; kleutergym, dansen, drama, zingen, muziek en ritme; fietsen, steppen, bal gooien en vangen, evenwichtsoefeningen, lichaamsbesef; kleien; tekenen, kleurplaten, overtrekken, verven, schilderen; spelen met klanken en vormen (maar geen letterkennis!).

 

Bijlage IX

U schrijft: ‘Ook Van Weegen bestrijdt de impliciete aanname dat er voor het jonge kind een andere vooropleiding en -kennis nodig zouden zijn’. En Van Weegen zegt: ‘De gedachte lijkt te zijn dat studenten van het mbo geschikter zijn voor het jonge kind en die van havo/vwo voor het oudere. Maar die redenering is op niets gebaseerd’.

We weten niet precies hoe we ‘andere vooropleiding en -kennis’ dienen te verstaan. We zijn het eens waar Van Weegen stelt dat havo/vwo de juiste vooropleiding is voor een ‘Jong Kind’-specialist. We zijn het absoluut oneens waar ze stelt dat voor het jonge kind dezelfde kennis nodig is als voor het oudere kind. We stellen vast dat er heel veel aan haar kennis over het opgroeiende en zich ontwikkelende kind lijkt te ontbreken. Immers:

  • de jonge peuter (gemiddeld 3 jaar – 3 jaar en 9 maanden) functioneert kwalitatief anders dan de oudere peuter (gemiddeld 3 jaar en 9 maanden – 4,5 jaar);
  • de oudere peuter functioneert kwalitatief anders dan de kleuter (gemiddeld 4,5 – 6,5 jaar);
  • de kleuter functioneert kwalitatief anders dan het jonge schoolkind (gemiddeld 6,5 – 8,5 jaar);

De WSK is dan ook van mening dat er twee afstudeerrichtingen dienen te komen, ‘Jong Kind’ en ‘Ouder Kind’, beide gebaseerd op een toegespitste uitwerking van wat er in het gemeenschappelijke voortraject over de psychologische ontwikkeling in de periode 0-12 jaar is geleerd. Terecht werd dit opgenomen in het regeerakkoord. Alleen keuzevakken en minoren ‘Jong Kind’, zoals Van Weegen suggereert, zijn voor goed kleuteronderwijs beslist onvoldoende.

 

Noten

www.scienceguide.nl/2020/02/we-moeten-niet-terug-naar-de-klos-en-de-pa/.

www.wsk-kleuteronderwijs.nl/wp-content/uploads/2014/01/2017-10-21-_brief-aan-besturen.pdf.

www.wsk-kleuteronderwijs.nl/pabo-brochure/.

4  Het zwartboek (www.wsk-kleuteronderwijs.nl/wp-content/uploads/2013/04/Zwartboek-Kleuters-in-de-knel-april-2013-LR.pdf) hebben we op 9 april 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.

5  Het memorandum (www.wsk-kleuteronderwijs.nl/wp-content/uploads/2014/01/memorandum-jonge-kind.pdf) hebben we met andere organisaties in 10 februari 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden.

6  Het verslag van een gesprek met een Kamerlid op 21 april 2016 (www.wsk-kleuteronderwijs.nl/nieuws/bezoek-wsk-aan-vvd-woordvoerster-basisonderwijs/).

7  Onze brief van 7 september 2016 voor de Tweede Kamer bij diens rondetafelgesprek over de toekomst van het kleuteronderwijs (www.wsk-kleuteronderwijs.nl/overheid/brieven-aan-de-tweede-kamer/brief-wsk-aan-vaste-commissie-ocw-nav-rondetafelgesprek/).

8  Onze brief van 20 januari jongstleden voor de Tweede Kamer bij de hoorzitting over het curriculum voor de kleuters (www.wsk-kleuteronderwijs.nl/wp-content/uploads/2020/02/2020-01-20_hoorzitting-tweede-kamer-curriculum.pdf).

9  In 2016 is de WSK bij de verkiezingsprogrammacommissies van VVD, CDA en D66 op bezoek geweest en heeft het telefoongesprekken gevoerd met die van andere partijen.

10  E. Vervaet, Basisonderwijs zonder basis / Basisonderwijs met basis, Rotterdam, Gelling, 2016.

11  Brief van de WSK aan de regering en de Tweede Kamer van 26 maart 2019 (www.wsk-kleuteronderwijs.nl/wp-content/uploads/2019/03/2019-03-26-brief-WSK-aan-regering-en-tweede-kamer-over-pabodifferentiatie-en-testverbod.pdf), slot van 1.1, C (‘Specialisatie “Jong Kind”).

 

KLIK HIER voor de  brief in PDF formaat: Reactie WSK op science guide

Een reactie

  • Mary

    Pfff zo moeizaam. Differentiatie is onderhand echt nodig. Er moet broodnodig een goede nieuwe generatie worden opgeleid voor het onderwijs / begeleiding van het jonge kind. Te weinig wordt beseft dat de ervaringen en begeleiding in de eerste levensjaren werkelijk voor een aanzienlijk deel bepalend zijn voor het welzijn van een mensenleven op latere leeftijd. Ik kan het na jaren niet meer aanzien hoe er te veel gesold wordt met jonge kinderen door onwetendheid. En met uiteraard de beste bedoelingen en zeker uitzonderingen daar gelaten. Want er gebeurt ook heel veel goeds. Maar de werkelijke kennis van de werking het kleuterbrein en hoe te kunnen observeren, zien en bewust stimuleren bij alle ontwikkelingslijnen en fasen zie ik zelden meer terug in de praktijk. En ik kan het in mijn eentje niet veranderen in de praktijk. Ja. Mondjesmaat. Maar die specifieke kennis en ervaringen moet verankert worden op de pabo. Met heel veel kennis en ontdekkend in de praktijk brengen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *