Brief WSK aan de leden van de vaste commissie voor OCW

Aan de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

 

20 januari 2020

 

Geachte,

Hartelijke dank voor uw uitnodiging om aan de hoorzittingen over het curriculum PO en VO van 20 en 27 januari aanstaande deel te nemen.

De Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK), die zich met 4000 leden vrijwel geheel richt op het kleuteronderwijs, wil graag haar opvattingen over het onderwijs aan deze specifieke groep naar voren brengen.

U richt zich in het curriculum hoofdzakelijk op kern- en einddoelen, maar daar gaat iets essentieels aan vooraf dat wij graag onder de aandacht brengen.

 

1  Een kind/jongere moet in neurologisch en psychologisch opzicht ergens aan toe zijn voordat het met succes een volgende leerstap kan zetten

Voor het kleuteronderwijs geldt in het bijzonder wat volgens ons voor het gehele basis- en voortgezet onderwijs geldt, namelijk dat, om succesvol te kunnen leren, een kind in neurologisch en psychologisch (met inbegrip van sensomotorisch) opzicht toe moet zijn aan de betreffende kennis en vaardigheden. Wij pleiten ervoor om de curricula te formuleren in termen van ontwikkelingsniveaus en niet in kalenderleeftijd of jaarklassen en te bevorderen dat er voor de verschillende vakken rijpheidsproeven ontwikkeld worden voor zover ze nog niet bestaan.

Voor de term ‘kleuters’ geldt daarom dat men wat ons betreft denkt in termen van ‘kinderen die in neurologisch en psychologisch opzicht kleuter zijn‘ en niet denkt in termen van ‘kinderen met een kalenderleeftijd tussen 4 jaar en 5,5, 6 of 6,5 jaar of in termen van ‘kinderen in de groepen 1 en 2’. Dit wil zeggen:

  • Een kind is op het schrijfdomein een kleuter als het letters spiegelt; het schrijft de naam ‘Ben’ bijvoorbeeld als BƎN.
  • Een kind is op het tekendomein een kleuter als het een schoorsteen op een schuin dak loodrecht op dat dak tekent ().
  • Een kind is op het tel- en rekendomein een kleuter als het wel correct tot 20 telt maar nog niet correct terug tot 1 kan terugtellen, bijvoorbeeld als ’20, 19, 17, 16, 14-1’ dus met (in dit geval) weglating van ‘18’ en ‘15’.
  • Een kind is een kleuter als het de middellijn van zijn lichaam nog niet kan oversteken met schrijf- of ander gereedschap, maar meebeweegt met het hele lichaam of het in de andere hand over pakt om dit te bereiken.
  • Een kind is een kleuter als het nog bezig is met zijn of haar 3-dimensionele ontwikkeling en dientengevolge nog aan het oefenen is met hinkelen, huppelen, klauteren, kopje duikelen, touwtjespringen enzovoort.

Daartegenover staat:

  • Een kind is op het schrijfdomein een jong schoolkind als het geen letters meer spiegelt.
  • Een kind is op het tekendomein een jong schoolkind als het tekent.
  • Een kind is op het tel- en rekendomein een jong schoolkind als het ook correct terugtelt van 20 naar 1 en bij een fout zelf kan achterhalen hoe het verder terug moet tellen (doorgaans door eerst van 1 tot die fout vooruit te tellen).
  • Een kind is een jong schoolkind als het de middellijn van het lichaam met schrijf- of andere gereedschappen kan oversteken zonder met het hele lichaam mee te bewegen of over te pakken.
  • Een kind is een jong schoolkind als het de 3-dimensionele ontwikkeling van het bewegingspatroon voltooid heeft en kan kopje duikelen, touwtjespringen, enzovoort.
  • Een kind is een jong schoolkind als het een potlood met een goede pengreep kan hanteren en bij voorkeur een dominante hand heeft ontwikkeld.
  • Enzovoort

 

We merken hierbij op dat de meeste kinderen niet in de ontwikkelingsfase ‘kleuter’ op de basisschool komen maar als oudere peuter. Dit is onder meer te zien aan de moeite die kinderen dan nog hebben om op het toilet zelfstandig een grote boodschap te doen (namelijk omdat ze nog moeite hebben met het schoonvegen van hun achterwerk), maar ook aan de koppoters die ze tekenen (; één oppervlak staat voor hoofd en romp tegelijk).

 

2  Voorstellen voor de kinderen die in neurologisch en psychologisch opzicht kleuter zijn.

Uitgangspunt: een kleuter (dus een kind dat in neurologisch en psychologisch (met inbegrip van sensomotorisch) opzicht een kleuter is; zie punt 1) verwondert zich over alles wat hij in zijn wereld ontdekt en gaat totaal op in de beleving van die ontdekkingen; de kiem voor een respectvolle samenleving ligt opgeslagen in de kleuter. Het kind zal daardoor zijn verdere leven de wereld benaderen vanuit een respectvolle attitude, die gebaseerd is op deze verwondering en beleving. Dit vermogen om te verwonderen is uniek en zou daarom optimaal benut moeten worden, maar dat is door het beleid van de afgelopen decennia veel te weinig gebeurd en kan helaas niet meer hersteld worden.

Voor deze kinderen doen we de volgende concrete aanbevelingen met betrekking tot het aanbod – alles op kleuterniveau:

  • Sociale vorming zoals: elkaar niet schoppen, slaan enzovoort; na ruzie weer goed maken; materiaal/speelgoed delen; beurten geven en nemen.
  • Veel vrij spel aanbieden, zowel binnen als buiten, en dus ook veel ruimte voor fantasiespel.
  • Kleutergym, dansen, drama, zingen, muziek en ritme.
  • Fietsen, steppen, bal gooien en vangen, evenwichtsoefeningen, lichaamsbesef
  • Rennen, springen, huppelen, hinkelbewegingen.
  • Spelen met groot en klein constructiemateriaal, kralen rijgen.
  • Kleien
  • Vouwen, knippen, plakken, prikken.
  • Tekenen, kleurplaten, overtrekken, verven, schilderen.
  • Spelen met klanken en vormen; geen letterkennis inoefenen.
  • Voeldozen; voelen van vormen en materialen, beschrijven van eigenschappen, enzovoort.
  • Insteekvormen, legpuzzels, mozaïek
  • Veel voorlezen, vertellen, (vinger)versjes, liedjes
  • Prentenboeken lezen.
  • Telspelletjes en ordenen met concreet materiaal ; geen optel- en aftrekopgaven.
  • Aandacht voor executieve functies.

 

3  Toetsen in het algemeen; kleutertoetsen in het bijzonder

Er zijn drie soorten toetsen:

  • Rijpheidsproeven, zoals de schrijfproef waarin het kind gevraagd wordt zijn naam, de woorden ‘mamma’ en ‘pappa’ en andere woorden en namen op te schrijven. Een goede rijpheidsproef is altijd genormeerd op een houdbaar gebleken theorie over de psychologische ontwikkeling.
  • Vorderingsproeven, zoals een overhoring of een proefwerk met open vragen; een vorderingsproef wordt alleen afgenomen bij kinderen die rijp zijn gebleken voor bepaalde kennis en/of vaardigheden én die die kennis en vaardigheden aangeboden hebben gekregen. Een goede vorderingsproef dient dus een representatieve steekproef van de aangeboden stof te zijn.
  • Tests, zoals de meerkeuzetoetsen van het Cito en andere toetsinstanties, zijn altijd genormeerd met behulp van de inferentiële statistiek en dus komen daar altijd afwijkingen van populatiegemiddeldes uit voort. Vanwege die normering en het daarvan afwijken zeggen tests niets over de rijpheid van een leerling en over zijn vorderingen. Daarom bestaan er geen goede tests en dienen ze geweerd te worden uit het onderwijs in het algemeen en uit het kleuteronderwijs in het bijzonder.

Wat kleutertests betreft is het bekend dat kinderen die ergens nog niet aan toe zijn, een score tussen -25% en 40% of onder -40% behalen (D- respectievelijk E-score) en dat op hen vanwege die lage score een zinloos behandelingsplan wordt losgelaten. Een kind dat ergens niet aan toe is, dient echter nergens voor ‘behandeld’ te worden maar dient voorwaardenscheppend onderwijs te krijgen om in zijn eigen tempo te kunnen rijpen, zoals de Tweede Kamer heeft uitgesproken in de motie van het lid Rog c.s. over aandacht voor de ontwikkelingsfase van kleuters (www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2016Z05026&did=2016D10290).

 

Om de kennis en vaardigheden van kleuters in beeld te brengen pleit de WSK voor het volgen van de ontwikkeling aan de hand van rijpheidsproeven.

Vorderingsproeven zijn pas aan de orde vanaf de fase ‘jong schoolkind’ wanneer het kind in aanraking komt met het systematisch leren.

Tests voor kleuters dienen volgens de WSK geheel te worden verboden, omdat testen een inferieure manier is van het volgen van de ontwikkeling. Het lesaanbod dient aan te sluiten op de belevingswereld en het ontwikkelingsniveau van het kind en niet op de inhoud van een toets, of een toetsuitslag, zoals helaas te vaak voorkomt.

Met vriendelijke groeten, namens de kerngroep van de WSK,

dr. Ewald Vervaet

 

2020-01-20 hoorzitting tweede kamer curriculum

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *